Op het overzichtelijk opgestelde huuroverzicht zag de aanbieding van de heer Van den Bril er goed uit. Een wat verouderde supermarkt in het centrum van een kleinere plaats in Zuid-Holland. Niet erg groot en wat weinig parkeerplaatsen, maar nog een looptijd van zes jaren met een van de bekende ketens. Een inpandige woning hetgeen wellicht op termijn herontwikkeling mogelijk maakte. De vraagprijs van 10.5 keer (het is inderdaad al een paar jaar geleden) leek aantrekkelijk en het zag er op de foto aardig uit. Overmoedig boden wij tien keer zonder voorbehoud en de koop was gedaan. “Ik gun het jullie”, zei Van den Bril.
Het was een lange rit, maar goed te combineren met een hoognodig bezoek aan de schoonmoeder. Op de terugweg maar even langs die supermarkt rijden. Na mijn schoonmoeder kon dit alleen maar meevallen, dacht ik. Wat ik op de foto had aangezien voor de voorkant, bleek echter de achterzijde te zijn. Aan straatzijde zag de supermarkt er uit als een wat saaie onderbreking van aaneengesloten gevels van rijtjeshuizen. Waar was in hemelsnaam de ingang en die parkeerplaats? Geschrokken reden wij een rondje door het doodstille centrum onder de naargeestige rook van wat op afstand een kerncentrale leek.
Ook van de ingang werd ik niet vrolijker, maar de koop was gedaan.
Verkopers’notaris in het hoogdravende volglazen Aquarium in Amstelveen legde uit dat het “first right of refusal” in het huurcontract niet van toepassing was, aangezien huurder indirect verkoper was. De A van de ABC, waarin wij partij C waren. Verkoper B had als voorwaarde gesteld dat de akte door zijn notaris zou worden opgesteld.
Een week na ondertekening stelden wij de bankgarantie en gingen aan ’t werk.
Op advies van een collega besloten wij het pand aan te bieden aan de plaatselijke woningbouwvereniging. De vriendelijke directeur was enthousiast. Hij wilde op termijn gaan slopen en meende er ruim vijftien woningen te kunnen realiseren. We noemden een prijs en zouden binnen twee weken antwoord krijgen. We ontdekten op tijd dat woningstichtingen vrijgesteld waren van overdrachtsbelasting, dus bespraken met verkoper rechtstreekse levering aan de woningstichting. Hiertoe werd in overleg het transport een paar weken uitgesteld.
Vanaf dat moment werd het stil. De woningstichting liet niets meer van zich horen en de eens zo vriendelijke directeur was wekenlang onbereikbaar. Wantrouwend geworden belde ik onder een andere naam en kreeg de man onmiddellijk aan de lijn.
Aarzelend vertelde de man: “Beetje vervelend voor u, maar u kunt niet leveren.” “Waarom denkt u dat?” vroeg ik. “U heeft de koopakte gezien en de waarborgsom is gestort.”
“Tóch kunt u niet leveren, vrees ik,” zei de man stellig, want hij had het pand inmiddels rechtstreeks aangeboden gekregen. Verontwaardigd belde ik de notaris. “Klopt” zei deze: verkoper beroept zich op het first right of refusal.
“Maar wij hebben zwart op wit van u, dat dit in ons geval niet geldig is,” jammerde ik nog.
Heel vervelend voor u, maar ik krijg opdracht het zo te doen. Uw waarborgsom wordt per omgaand teruggestort. Vervolgens belde ik boos en opgewonden met de jurist van de supermarktketen. “Het verdient inderdaad geen schoonheidsprijs, maar ik kan u niet helpen. Woedend belde ik van den Bril. “Ach jongen. Dit is groter dan wij. Hierin moet je maar niet gaan roeren. Ik heb het goed met je voor en geef je 25.000,- gulden, dan hebben we het nergens meer over, ”zei hij op vaderlijke toon.
Zwaar beledigd riepen wij de hulp van een advocaat in en een lange, vervelende procedure begon. Anderhalf jaar later belde de advocaat. Het goede bericht was, dat de rechtbank verkoper veroordeelde tot tien procent van de koopsom. Het slechte bericht was, dat van de rekening waarop wij inmiddels beslag hadden gelegd niets te halen bleek. Een paar dagen later verbaasde Van den Bril ons opnieuw. Het volledige bedrag van ruim twee ton inclusief rente stond op onze rekening. Wij hebben dit uitbundig gevierd die dag, zoals u begrijpt.
Helaas groet Van den Bril ons niet meer wanneer we hem tegenkomen op een van de jaarlijkse vastgoedborrels. ”Boefjes, zijn jullie!” moppert hij vanachter zijn sherry.
Ik neem me al een paar jaar voor eens te gaan kijken of de woningen al klaar zijn. Wij moeten toch nodig weer eens naar mijn schoonmoeder.