Eergisteren maakte ik mij nog wat zorgen, toen wij Zuid-Frankrijk na drie prachtige dagen verlieten, terug richting Bourgogne. Vijfendertig graden is immers best warm voor een rondje golf! Aan zee met goede vrienden en zicht op St. Tropez was het prima uit te houden, maar tijdens die 600 kilometer naar Beaune hoopte ik werkelijk op een verfrissend regenbuitje. Zelden werd ik zo op mijn wenken bediend. Op een kwartier van de bestemming begon het te regenen om voorlopig ook niet meer te stoppen. De temperatuur liep razendsnel terug en de volgende dag liep ik verkleumd in de stromende regen te golfen op een overigens prachtige baan in de Cote d’Or. U behoeft het niet met mij te doen te hebben; ook met uitgesproken Nederlands weer is de Bourgogne meer dan de moeite waard. Ieder ritje wat je maakt voert langs wereldberoemde gehuchten als Meursault, Pommard, St. Aubin en Volnay. De dorpjes zelf zijn niet om grote dorst van te krijgen, maar de prachtige uitgestrekte wijngaarden destemeer. Indrukwekkende namen van de Grand Crus prijken bescheiden op de soms eeuwenoude muurtjes rond enorme percelen met druivenranken. Bijna iedere vierkante meter grond die goed genoeg ligt, wordt ingezet om aan de enorme vraag naar deze topwijnen te voldoen. Prachtig om doorheen te rijden, geweldig om te proeven.
Zojuist de laatste 800 kilometer naar huis gereden. Zoals vaak werden de buien heftiger en begonnen ook de eerste files te ontstaan toen we Maastricht naderden. Hoe dichter bij huis, hoe harder de wind en hoe zwaarder de buien. De Anabella’s hangen met hun natte, zware koppen bijna in de vijver. De lange stelen van de Agapantus trotseren de zware windstoten en beide druiven doen ondanks alles hun best net zo lekker te worden als hun beroemde familieleden in Frankrijk. Inmiddels zijn de koffers uitgepakt en de wasmachine draait. De post van een week is doorgenomen en zowel op facebook als twitter heb ik weinig gemist. Gelukkig smaakt de Meursault hier precies als daar. dicktipt: Pernand-Vergelesses 2011.